donderdag 2 mei 2013

Ajax-toppers 2012-2013: Daley Blind

“Daley Blind wordt dé uitblinker van Ajax volgend seizoen.” Had het in de zomerstop tegen me gezegd en ik had je proestend uitgelachen. Daley Blind, de verdediger die dekte als een impotente hengst en trager rende dan Koos Alberts loopt. Die Daley? De best presterende Ajacied van het seizoen 2012/2013?! Yeah, right.

Mijn gebrek aan inzicht blootleggende, geef ik het volmondig toe: ja, Daley Blind was de beste speler van het seizoen.  Hij speelde het meest constant, altijd een zeven of hoger. Nooit verzaken en continu volle bak langs die zijlijn. Heen en terug, sliden en voorzetten. Alles voetballend oplossen, geen pass die zijn bestemming niet bereikt. En tot ieders verbazing nog een goaltje meepikken ook.

Ok, even een kanttekening: ook de verrassingsfactor speelt een rol. Je bent geneigd een onverwachte prestatie extra te belichten. Neem bijvoorbeeld Siem de Jong of Christian Eriksen. Waren zij echt minder belangrijk voor het team? Waarschijnlijk niet, maar je verwacht meer van ze. Het zijn bovendien de betere voetballers. Blind zal nooit zo goed worden als deze twee. Het ontbreekt hem simpelweg aan de buitengewone balbegaafdheid van Eriksen, of het veelzijdige talent van De Jong.

En juist om deze reden is hij dé Ajax-topper van het seizoen. Opgegeven door Martin Jol en uitgefloten door zijn eigen publiek. Dat laatste deed hem naar eigen zeggen pijn. Veel pijn. De club waar hij elk jeugdelftal doorliep, talent van het jaar werd en waar zijn vader een pad der heldendom bewandelde. Die club liet hem in de steek. Althans, de supporters. Zijn trainer, zelf geen onverdienstelijk verdediger, behield het vertrouwen. Blind Jr. besloot niet veel later dubbel uit te betalen.

Hij rechtte zijn rug, verbreedde zijn postuur, versnelde zijn sprint en trainde zich chocoladebeenvrij. Een instelling die veel voetballers ontbeert. Daarmee is hij voor mij hét toonbeeld voor de stuwende kracht van Ajax: de jeugd. Ondanks dat het onbegrijpelijk lang duurde, werden zijn prestaties beloond: hij kreeg een nieuw contract dat hem tot 2016 aan zíjn club verbindt.

Daley Blind ploeterde, viel, krabbelde op en duwde zijn middelvinger recht in mijn gezicht. Glimlachend erken ik: ongelijk smaakte zelden zo zoet.


Dit artikel is deel van een serie columns geschreven door een aantal Ajax bloggers, waarin we ieder onze favoriete Ajacied van 2012-2013 belichten. Zie Ajax Netwerk (ajax.netwerk.to) voor een overzicht. 

zondag 8 juli 2012

Aan onze Vlaamsterdammer

Beste Jan,

Ik schrijf je omdat ik je nu al een tijdje ken. Ondanks dat jij me niet kent -deze eenzijdige relatie heb ik overigens altijd geaccepteerd- wil ik je iets zeggen. Kijk, jij en ik verschillen niet zoveel van elkaar. Ik was, net als jij, ooit een verdediger. Dus jij begrijpt me als ik zeg dat een rake sliding in de zestien net zo lekker aanvoelt als een goal voor een spits. En als laatste man had ik vroeger, net als jij ongetwijfeld, een voorbeeld. Dat was jouw huidige ex-trainer. Jij en ik hebben jaren rondgerend op knollenvelden in de regio, maar uiteindelijk speelden we beiden voor het grote Ajax. Jij op een veld in Amsterdam, ik met één oor op mijn kussen.

Maar ook jij hebt dromen, en een daarvan gaat nu in vervulling: spelen in Engeland, the home of football. Daarom wil ik je allereerst feliciteren met je transfer naar The Spurs. Ik heb zelden een Ajacied een transfer zo gegund als jij nu. Je bent Ajax ontgroeid en sommige vogels zijn simpelweg te mooi om gekooid te worden, die moeten hun vleugels uitslaan. Jij bent zo’n vogel, Jan.

Desondanks wil ik je, omdat het je geheel toekomt, nog eenmaal loven. Negen jaar geleden kwam je naar Amsterdam als een Vlaams, schuchter mannetje. Na een (te) succesvolle verhuurperiode bij RKC kwam je terug naar Ajax. Doorgebroken onder de vleugels van landgenoot en vriend Vermaelen. Een paar jaar later een veldheer met de drie andreaskruisen om je arm, de troepen op eigen hand vooruit jagend. Enorm gedreven, merkelijk intelligent, ietsiepietsie hoogmoedig, inmiddels welbespraakt en bovenal immer beschaafd. Op die ene keer na dan, met die microfoon. Jij zong iets wat het merendeel der supporters wel eens (agressief of gekscherend) heeft geroepen. Ik zei ‘oei’, met een glimlach van oor tot oor.

En nu, terwijl ik je dit schrijf, kijk ik naar die foto hierboven. Die seconde na het laatste fluitsignaal op 15 mei 2011. Wat een beeltenis. De manier waarop je naar het inmiddels zo vertrouwde rood wit grijpt, de aanvoerdersband fier om je bovenarm, de gedrevenheid en de passie in je gezicht. Ik wil hem gaan inlijsten Jan, en ik denk dat jij dat ook zou moeten doen. Dit beeld zegt alles over de Ajacied die jij bent. Het gezicht dat jij ons Ajax hebt gegeven. Daar mag je trots op zijn.

Ik besef dat je reet inmiddels aardig vol zit, maar het zijn veren die je toekomen. Toch leg ik nu de pen neer. Want zoals een Vlaming het stelt: ‘t is tiet uw schup af te kuisen. Dus rest mij niks anders dan af te sluiten met mijn dankwoord. Voor alles wat je voor onze club hebt betekend, binnen en buiten het veld. Voor het voorbeeld dat je hebt gesteld aan de huidige, maar ook en vóóral de toekomstige dragers van het rood wit: de jochies van Swift Boys, Nooit Gedacht of VK Tielrode. Een Vlaamsterdammer die toonde hen: een laatste man, die loopt voorop.

Namens al die dromende laatste mannetjes, en namens mezelf: Jan, bedankt.

Met dapp’re groet,

Tim Franssen

vrijdag 18 november 2011

Toen Ajax nog om voetbal ging

Louis van Gaal is geen aardige meneer. Dat denk ik als ik hem zie schreeuwen in mijn tv. En waarom kijkt hij toch altijd zo boos? Het zijn de ongecompliceerde gedachtes van een kind. Een kind dat niet veel maanden later, zonder enige rancune, die norse man toejuicht en bewondert. Een jongetje, trots gehuld in zijn rood witte trainingspakje, ietwat onzeker de vraag stellend aan de man langs hem: “We gaan winnen vanavond, hè pap?”

En of ‘we’ wonnen. We wonnen alles. In Nederland, in Europa en zelfs aan de andere kant van de wereld. In de tijd dat Ajax voor mij nog bestond uit een elftal, wat spelers op de bank en een trainer. Oh ja, en er was een baas van de club. Maar die zag je eigenlijk zelden op tv. Voetbal was een simpel spelletje, dat Ajax het mooiste speelde. Eenvoudig om verliefd op te worden, zonder daadwerkelijk te weten hoe de liefde geschreven wordt.

Zo’n vijftien jaar later zeg ik tegen mijn vader: “Het is fantastisch dat Cruijff terug komt. Die Van den Boog maakt Ajax kapot.” Weer een jaar later hoor ik mezelf zeggen: “Ik denk dat het goed is voor Ajax, als Van Gaal algemeen directeur wordt.” Een enkele dag later weet ik het niet meer, en ben ik bijna gevoelloos voor alles aangaande Ajax of eenieder die er iets over roept.

Goed. Laat Ten Have maar ‘oprotten’. Samen met die andere 'achterbakse' medecommissarissen. Net vier maanden lid van Ajax en dan een dolk in de rug van het grootste clubicoon ooit steken? Wat waren ze in Cruijffsnaam denkende? Johan is deze revolutie begonnen en moet de tijd en het vertrouwen gegund worden zijn karwei voort te zetten. Iedereen moet daar voor wijken ja!

Maar, anderzijds is Van Gaal misschien wel een droomkandidaat voor de functie van algemeen directeur. Een stuk beter dan de enige, ongeschikt bevonden, kandidaat van Cruijff: Tscheu La Ling. Cruijff bleef duwen, drammen en schitteren door afwezigheid. Laat hem maar zijn spullen pakken dan (bij zó’n icoon krijg je ‘oprotten’ gewoon niet uit je pen). Samen met Jonk, Bergkamp, Roy, Swart en de hele reutemeteut. Liefde voor Ajax? En dan meteen dreigen met vertrekken als het even moeilijk wordt? Help je dáár Ajax mee dan?  

Beide alinea’s jaagt wel een groep Ajacieden op de kast. Dat is er dus gaande bij Ajax. Verschillende kampen, allerlei belangen en de situatie escaleert tot ongekende hoogte. PR-mannetjes, juristen en vooringenomen tv-babbelaars mengen zich en supporters weten uit onstuimigheid niet wat ze moeten roepen en plaatsen zich lijnrecht tegenover elkaar. En misschien nog wel het ergste van dit alles: clubiconen worden zonder pardon geschaad en vallen bij bosjes van hun voetstuk. Helden waar je als jongetje tegen opkeek. Jezelf even in die waan latend als je je voetbalschoenen aantrok voor een wedstrijd met je maatjes. Vandaag ben ik Van Basten.

Blijkbaar valt voor elk bestuurslid en elk icoon wel een reden te noemen om diegene ‘op te laten rotten’. Het zal allemaal wel. Het maakt mij eerlijk gezegd niet meer uit wie die o zo beminde stropdas krijgt. Want elke dag dat die beslissing uitstel krijgt door deze anarchie, deze veldslag, is een dag dat ik een beetje minder van Ajax lijk te gaan houden. Elke dag dat deze genante rotzooi aan de gang is, vervaagt het gevoel van dat naïeve jongetje. Dat jongetje dat op de maandagavond met een trotse blik de kleedkamer van zijn voetbalteam binnenstapte. Omdat zijn Ajax weer gewonnen had. Gewoon, met een elftal voetballers en een norse trainer. 

dinsdag 13 september 2011

Kort geschoten is altijd mis

Een hoekschop of corner bij voetbal is een manier om het spel te hervatten, waaruit rechtstreeks kan worden gescoord in het doel van de tegenpartij (Wikipedia).

Ja, ‘kán’ ja. Scoren uit een corner. Maar dat hoeft natuurlijk niet, hoor je De Boer denken. En al zeker niet rechtstreeks. Nee, het moet kort bij Ajax. En terwijl iedere supporter het hoofd in de handpalmen verbergt bij de zoveelste vruchteloze hoekschop, blijft Ajax onverstoord (te)kort schieten.

De korte corner. Je hoeft het de Ajacied eigenlijk niet meer uit te leggen. Theo Janssen sjokt van heinde ver naar de cornervlag om vervolgens met een korte pass Sulejmani aan te spelen. Deze dient de bal terug te geven aan Janssen, die hem vervolgens met inlopende verdedigers goed voor probeert te geven. Door druk van de tegenstander vindt die voorzet, die in eerste instantie al gegeven had kunnen worden, zelden plaats.

“Die korte corner nemen we bewust zo”, verklaarde Frank de Boer deze week. “We bestuderen de tegenstander goed. Heracles komt er na een corner snel uit, dat zag je toen we een keer een lange corner namen." Verbazing alom hier. Een kans tot scoren niet benutten omdat er een -aanzienlijk kleinere- kans tot een countersituatie aanwezig is? Dat soort enge, defensieve gedachtes hadden ze toch alleen in Eindhoven?

Het wordt tijd dat Theo Janssen het heft in eigen handen gaat nemen. Een speler met zo’n exceptionele trap zou een korte corner per definitie moeten weigeren. Deze man is in staat de bal panklaar op het hoofd te leggen van doorgaans prima koppers als De Jong, Vertonghen, Alderweireld of Sigthorsson. Of, als we écht willen verrassen, is er nog een andere variant. De lange corner, maar dan anders. De corner van Charlie Tully.

Charles Patrick Tully (1924 – 1971) was een Ierse voetballer die met zijn corner bijna nooit een teamgenoot bereikte, omdat ie dat ook niet voor ogen had. Mr. Tully had namelijk een specialiteit: de 'directe' corner. In een bekerwedstrijd met zijn ploeg Celtic tegen Falkirk scoorde hij direct uit een corner, waarna de scheidsrechter hem afkeurde. Tully moest de corner tot zijn eigen verbazing opnieuw nemen. Hij scoorde, wederom. Spelend voor zijn geboorteland Ierland, tegen de aartsrivaal Engeland, bewees hij dat het geen geluk maar wijsheid was. Hij legde de bal op de hoek der krijtlijnen en krulde de bal onaangeroerd in het netje. Voorafgaand aan die wedstrijd, in de spelerstunnel, had Tully een memorabele woordenwisseling met zijn directe tegenstander Alf Ramsey:

Tully: “What's it like to be an automatic selection for your country, Mr. Ramsey?”
Ramsey: “It's an absolute privilege, Mr. Tully.”
Tully: “Good, because you won't be one after today ...”

De corner van Tully was een Ajax-achtige corner. Vol durf, branie, ambitie en bovendien met de nodige precisie getrapt. Tully kon niet eens een korte corner nemen. Het wordt tijd dat de Ajacied met dezelfde eigenschappen als deze Ier opstaat en stopt zichzelf, z'n teamgenoten en z'n corner tekort te doen. Te beginnen met aanstaande zondag, tegen PSV.

Theo Janssen als Charlie Tully. De vraag in de spelerstunnel: “Hé, Strootman, hoe is dat nou? Vanzelfsprekend geselecteerd worden voor Oranje?“ En dan op het veld, terwijl elke Ajax-supporter alvast diep ademhaalt voor een aanstaande zucht: de lange corner. Zo eentje waar rechtstreeks uit gescoord kan worden.

En ach, als het niet ineens lukt, valt ie misschien wel per ongeluk op het hoofd van een Ajacied.

maandag 22 augustus 2011

Kampioen word je niet tegen de kleintjes

De Ajacied wist zich maar moeilijk houding te geven de laatste tijd. Hoe gedraag je je als supporter van een club met een zonnig toekomstperspectief en een ongekende rust rondom het team? Als een verse kampioen, die wederom aan kop van de eredivisie prijkt. Die onaantastbare blik en het bijna arrogante loopje als je over straat loopt in je Ajax-shirt, het was weer even wennen. 


Natuurlijk, er waren hier en daar wat plooien zichtbaar. Transferperikelen rondom onze Vlaamsterdamse aanvoerder, de discussie over het nieuwe tenue en het twijfelachtige handelen op de keepersmarkt. Daarbij maakt het bestuur vooral vele vliegkilometers –godzijdank met goedkope tickets– maar lijken ze vooralsnog geen voortgang te boeken vanwege onderLing gesteggel. Maar toch, dit alles voelt voor de Ajacied als serene rust.

Dan is het zondagmiddag en is er volgens de weersvoorspelling extreem weer op komst in het zuiden des land. Maar waar wind en regen uitbleven, kwam er wel degelijk een lichte storm opzetten: Ajax verspeelt twee punten in Venlo. Dat is niet bepaald fraai, verliezen van een club waar het hele elftal evenveel kost als de spits van Jong Ajax. Verliezen van een degradatiekandidaat die dit seizoen nog geen enkele keer het net wist te vinden. Dat voelt jammerlijk traditioneel aan: Ajax onderschat de op papier veel zwakkere tegenstander en onnodige verliespunten zijn het gevolg. Ja, zo sta je als Ajacied al snel weer met beide benen op de grond.

Vlak na de wedstrijd zei Frank de Boer dat hij hoopt dat de spelers hier een les van hebben geleerd. Dat ze de volgende keer scherp zijn vanaf het begin. Ook tegen VVV. Juíst tegen VVV. De Boer leek niet te twijfelen aan zijn eigen tactische keuzes. Maar dat is slechts schijn. De Boer gaat niet publiekelijk aan zichzelf twijfelen, dat doet hij intern. In de bus, terwijl hij staart naar het voorbijtrekkende Nederlandse landschap. Analyseren, overwegen, peinzen en heroverwegen.

De onvermijdelijke vraag die de trainer zichzelf gesteld zal hebben is: hoe heeft dit Ajax gelijk kunnen spelen tegen een club als VVV? Was de inzet van mijn spelers ondermaats? Was het vooral een combinatie van veel pech en weinig geluk? Of heb ik misschien toch enkele tactische foutjes gemaakt? Was de keuze voor een relatief trage back als Blind tegen een snelle, dreigende vleugelspits als Musa wel een slimme? En heb ik hem niet te lang laten staan toen ik dit gevaarlijke contrast constateerde? Had ik de matig spelende De Jong niet moeten wisselen en Janssen door laten schuiven? En de wissels die ik wél heb toegepast, Serero als verkapte rechtsbuiten en Ebecilio als vervanger voor de dreigende Boerrigter, waarom heeft dat geen potten kunnen breken?

De wedstrijd in Venlo is een belangrijk leermoment voor Ajax en in het bijzonder voor De Boer. Deze slechte prestatie leidt tot twijfels bij de trainer en twijfel is het begin van alle wijsheid. Waar enkele supporters alweer steen en been klagen over wat tegenwind, en een paar bestuurders bakkeleien over de te varen koers, stelt De Boer in alle rust de zeilen bij. Hij is de kapitein die het schip onverstoorbaar navigeert, door te twijfelen en vervolgens kordaat bij te sturen. Deze trainer weet dat er altijd onweer dreigt in Amsterdam, maar laat zichzelf niet in de war brengen. Kampioen word je immers niet tegen de kleintjes, weet De Boer sinds 15 mei.