zondag 8 juli 2012

Aan onze Vlaamsterdammer

Beste Jan,

Ik schrijf je omdat ik je nu al een tijdje ken. Ondanks dat jij me niet kent -deze eenzijdige relatie heb ik overigens altijd geaccepteerd- wil ik je iets zeggen. Kijk, jij en ik verschillen niet zoveel van elkaar. Ik was, net als jij, ooit een verdediger. Dus jij begrijpt me als ik zeg dat een rake sliding in de zestien net zo lekker aanvoelt als een goal voor een spits. En als laatste man had ik vroeger, net als jij ongetwijfeld, een voorbeeld. Dat was jouw huidige ex-trainer. Jij en ik hebben jaren rondgerend op knollenvelden in de regio, maar uiteindelijk speelden we beiden voor het grote Ajax. Jij op een veld in Amsterdam, ik met één oor op mijn kussen.

Maar ook jij hebt dromen, en een daarvan gaat nu in vervulling: spelen in Engeland, the home of football. Daarom wil ik je allereerst feliciteren met je transfer naar The Spurs. Ik heb zelden een Ajacied een transfer zo gegund als jij nu. Je bent Ajax ontgroeid en sommige vogels zijn simpelweg te mooi om gekooid te worden, die moeten hun vleugels uitslaan. Jij bent zo’n vogel, Jan.

Desondanks wil ik je, omdat het je geheel toekomt, nog eenmaal loven. Negen jaar geleden kwam je naar Amsterdam als een Vlaams, schuchter mannetje. Na een (te) succesvolle verhuurperiode bij RKC kwam je terug naar Ajax. Doorgebroken onder de vleugels van landgenoot en vriend Vermaelen. Een paar jaar later een veldheer met de drie andreaskruisen om je arm, de troepen op eigen hand vooruit jagend. Enorm gedreven, merkelijk intelligent, ietsiepietsie hoogmoedig, inmiddels welbespraakt en bovenal immer beschaafd. Op die ene keer na dan, met die microfoon. Jij zong iets wat het merendeel der supporters wel eens (agressief of gekscherend) heeft geroepen. Ik zei ‘oei’, met een glimlach van oor tot oor.

En nu, terwijl ik je dit schrijf, kijk ik naar die foto hierboven. Die seconde na het laatste fluitsignaal op 15 mei 2011. Wat een beeltenis. De manier waarop je naar het inmiddels zo vertrouwde rood wit grijpt, de aanvoerdersband fier om je bovenarm, de gedrevenheid en de passie in je gezicht. Ik wil hem gaan inlijsten Jan, en ik denk dat jij dat ook zou moeten doen. Dit beeld zegt alles over de Ajacied die jij bent. Het gezicht dat jij ons Ajax hebt gegeven. Daar mag je trots op zijn.

Ik besef dat je reet inmiddels aardig vol zit, maar het zijn veren die je toekomen. Toch leg ik nu de pen neer. Want zoals een Vlaming het stelt: ‘t is tiet uw schup af te kuisen. Dus rest mij niks anders dan af te sluiten met mijn dankwoord. Voor alles wat je voor onze club hebt betekend, binnen en buiten het veld. Voor het voorbeeld dat je hebt gesteld aan de huidige, maar ook en vóóral de toekomstige dragers van het rood wit: de jochies van Swift Boys, Nooit Gedacht of VK Tielrode. Een Vlaamsterdammer die toonde hen: een laatste man, die loopt voorop.

Namens al die dromende laatste mannetjes, en namens mezelf: Jan, bedankt.

Met dapp’re groet,

Tim Franssen