Beste Jan,
Ik schrijf je omdat ik je nu al
een tijdje ken. Ondanks dat jij me niet kent -deze eenzijdige relatie heb ik
overigens altijd geaccepteerd- wil ik je iets zeggen. Kijk, jij en ik
verschillen niet zoveel van elkaar. Ik was, net als jij, ooit een verdediger. Dus
jij begrijpt me als ik zeg dat een rake sliding in de zestien net zo lekker aanvoelt als een goal voor een spits. En als laatste man had ik vroeger, net als jij ongetwijfeld,
een voorbeeld. Dat was jouw huidige ex-trainer. Jij en ik hebben jaren rondgerend op knollenvelden in de
regio, maar uiteindelijk speelden we beiden voor het grote Ajax. Jij op een veld in Amsterdam,
ik met één oor op mijn kussen.
Maar ook jij hebt dromen, en een
daarvan gaat nu in vervulling: spelen in Engeland, the home of football. Daarom wil ik je allereerst feliciteren met
je transfer naar The Spurs. Ik heb zelden een Ajacied een transfer zo gegund
als jij nu. Je bent Ajax ontgroeid en sommige vogels zijn simpelweg te mooi om
gekooid te worden, die moeten hun vleugels uitslaan. Jij bent zo’n vogel, Jan.
Desondanks wil ik je, omdat het
je geheel toekomt, nog eenmaal loven. Negen jaar geleden kwam je naar Amsterdam
als een Vlaams, schuchter mannetje. Na een (te) succesvolle verhuurperiode bij
RKC kwam je terug naar Ajax. Doorgebroken onder de vleugels van landgenoot en
vriend Vermaelen. Een paar jaar later een veldheer met de drie andreaskruisen
om je arm, de troepen op eigen hand vooruit jagend. Enorm gedreven, merkelijk
intelligent, ietsiepietsie hoogmoedig, inmiddels welbespraakt en bovenal immer
beschaafd. Op die ene keer na dan, met die microfoon. Jij zong iets wat het
merendeel der supporters wel eens (agressief of gekscherend) heeft geroepen. Ik
zei ‘oei’, met een glimlach van oor tot oor.
En nu, terwijl ik je dit schrijf,
kijk ik naar die foto hierboven. Die seconde na het laatste fluitsignaal op 15
mei 2011. Wat een beeltenis. De manier waarop je naar het inmiddels zo vertrouwde
rood wit grijpt, de aanvoerdersband fier om je bovenarm, de gedrevenheid en de
passie in je gezicht. Ik wil hem gaan inlijsten Jan, en ik denk dat jij dat ook
zou moeten doen. Dit beeld zegt alles over de Ajacied die jij bent. Het gezicht
dat jij ons Ajax hebt gegeven. Daar mag je trots op zijn.
Ik besef dat je reet inmiddels
aardig vol zit, maar het zijn veren die je toekomen. Toch leg ik nu de pen neer.
Want zoals een Vlaming het stelt: ‘t is tiet uw
schup af te kuisen. Dus rest mij niks anders dan af te sluiten met mijn dankwoord.
Voor alles wat je voor onze club hebt betekend, binnen en buiten het veld. Voor
het voorbeeld dat je hebt gesteld aan de huidige, maar ook en vóóral de toekomstige
dragers van het rood wit: de jochies van Swift Boys, Nooit Gedacht of VK
Tielrode. Een Vlaamsterdammer die toonde hen: een laatste man, die loopt
voorop.
Namens al die dromende laatste
mannetjes, en namens mezelf: Jan, bedankt.
Met dapp’re groet,
Tim Franssen