zaterdag 29 januari 2011

Uit het oog, nooit uit het hart

Ik kijk uit het raam en zie aan mijn linkerzijde de Allianz Arena liggen. De wintersportvakantie is tot z’n eind gekomen en we razen de autobahn af op weg naar Nederland, op weg naar huis.

Mijn telefoon trilt. Een sms. Ik zie de afzender en realiseer me dat dit belangrijk Ajax-nieuws betreft. Ik open het bericht en het eerste woord bevestigt reeds mijn eerste vermoeden: “Suárez vertrekt naar Liverpool”.

Kortstondig gevloek wordt gevolgd door berusting: dus toch. Het bestuur is alsnog door de hoeven gezakt voor de alsmaar groeiende zak geld van The Reds. Miskopen, exorbitante salarissen en andere vormen van kapitaalvernietiging zullen immers gecompenseerd moeten worden. En dat betekent het verkopen van je beste spelers aan kapitaalkrachtige Champions League-deelnemers waarbij je inmiddels moet hopen op een wonder als je tegen ze speelt.

Bij transfers spelen ook de wensen en de ambitie van de speler een rol. Suárez wilde naar Liverpool, zoveel was wel duidelijk. Hij was uitgeleerd in Nederland en Liverpool is een geweldige club om een stap hogerop te zetten. Een (nu nog) prachtige thuishaven, een fameuze fanschare, het mooiste lijflied en een roemrijke historie. Factoren die liefde voor en de trouw aan een club beïnvloeden en bepalen. Een club als Liverpool is echter ook vermogend, zeer vermogend. Daarbij spelen ze in wellicht de grootste en sterkste competitie ter wereld. De kwestie is simpel: clubliefde zal het nooit meer winnen van de persoonlijke ambitie en financiële hebzucht.

Ondanks de constante perikelen rondom zijn persoon en de alsmaar aanhoudende kritiek aangaande zijn gedrag op het veld was Suárez de absolute ster van dit Ajax. De aanjager van het elftal, de hoop in de beslissende slotminuten. Geniaal en onbegrepen tegelijk. Een topscorer. Een solist. Flamboyant en nooit huiverig voor de actie. Obstakels ziet hij niet. Obstakels worden pas zichtbaar als men de ogen afwendt van het doel, en het doel is het enige waar Suárez zijn ogen op heeft gericht. Suárez moet winnen. Door te sleuren, te duwen, te vallen, dramatisch te vallen, na te trappen, te bijten, te schreeuwen en zichzelf en de goden te vervloeken na een gemiste niet te missen kans. Ondanks dat de recente Godenzonen inmiddels wat meer ervaring hebben gekregen met verliezen dan de Meersche helden uit de vorige eeuw, was dit bij Suárez nooit te merken. Suárez is een winnaar. Verliezen is geen optie.

Luis Suárez is uitgegroeid tot een echte Ajacied. Hij gaf zijn eerste baby een officieuze Ajax-doop door zijn pasgeboren dochter te hullen in het rood/wit en haar met trots het veld op te dragen tijdens de opkomst van een thuiswedstrijd. In de armen van ‘El Pistolero’. De nummer 16, vervuld met trots. Trots op zijn dochter, trots op de clubkleuren die ze beide dragen.

Deze clubkleuren zou hij langer dragen. Toen er vorig seizoen tevens sprake was van een mogelijke transfer naar een buitenlandse club verwees Suárez dit gerucht zelf naar het rijk der fabelen in de thuiswedstrijd tegen Willem 2. Nadat hij de bal andermaal hoogstpersoonlijk tegen de touwen had gewerkt bleef hij staan, pakte z’n shirt vast en greep naar het embleem. Met de andere hand wenkte hij naar zijn medespelers. Hij wees op het logo, hij wees zijn supporters op zijn liefde voor Ajax, hij wees zijn medespelers op zijn trouw aan hen.

Deze man zou Ajax trouw blijven, zijn hart verpanden aan de club, elk jaar topscorer worden, tweejaarlijks met een in rood/wit geklede baby de Arena betreden, drie keer rood per seizoen pakken, mooier sterven dan welke zwaan dan ook, beslissende penalty’s versieren, Ajax de derde ster bezorgen en ze op weg helpen naar de vierde. Deze man zou Barcelona uit zijn hoofd zetten, de clubleiding vragen om een levenslang contract, een huis kopen in de Jordaan, zijn nadagen slijten op de Toekomst, onvoorwaardelijk worden toegezongen en tot in lengte van dagen schouderklopjes ontvangen van iedereen die Ajax lief heeft. Hij zou talenten gevraagd en ongevraagd van advies voorzien en af en toe een knipoog uitdelen naar een C-junior die met verve een penalty versiert. Suárez zou blijven, bij Ajax.

Ik open mijn ogen, de telefoon ligt nog in mijn hand. Het is inmiddels donker geworden en de snelheid waarmee de auto over het asfalt dendert verraadt dat we nog steeds in Duitsland zijn. Nog een paar uur en ik ben thuis. Ik besluit mijn ogen nog even te sluiten. Ik wil vandaag niet wakker zijn. Ik wil me zijn acties herinneren en hem nog eenmaal toezingen in mijn droom.

We may forget what you said, we may forget what you did, but we will never forget how you made us feel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.